Laat leerlingen met elkaar praten, bijvoorbeeld tijdens groepswerk, en het resultaat is vaak: veel decibels en weinig luisteren, veel buiktaal en weinig argumenten, veel onenigheid en weinig consensus. En dan is er nog die ene leerling die het gesprek domineert en die ander die nauwelijks wat zegt. Hoe krijgen we de nutteloze decibels naar beneden? Hoe kunnen leerlingen al pratend echt van elkaar leren? Kortom, hoe kunnen we gesprekken tussen leerlingen effectiever maken? Een nieuwe, wetenschappelijk onderbouwde didactiek focust eindelijk op het spreken en luisteren zelf: maak kennis met het exploratieve gesprek. Deze sessie zoomt concreet in op de volgende nieuwe eindtermen: 10.3. De leerlingen bepalen wat de hoofdgedachte en de hoofdpunten zijn in [geschreven en] gesproken teksten in functie van doelgerichte informatieverwerking en communicatie. 10.8. De leerlingen nemen deel aan schriftelijke en mondelinge interactie in functie van doelgerichte communicatie. 10.10. De leerlingen gebruiken kenmerken, mogelijkheden en principes van het Standaardnederlands als communicatiemiddel in functie van doelgerichte communicatie. 4.5 De leerlingen hanteren strategieën om tot constructieve oplossingen voor conflictsituaties te komen. (transversaal) 4.7 De leerlingen onderbouwen een eigen mening over maatschappelijke gebeurtenissen, thema’s en trends met betrouwbare informatie en geldige argumenten. (transversaal) Jan T’Sas, praktijkassistent Nederlands in de lerarenopleiding en docent Taal en Leren aan de Universiteit Antwerpen. Sinds 2018 doctor in de Onderwijswetenschappen op basis van praktijkonderzoek over sprekend leren.
|